Een common bouwen, hoe doe je dat?


Ik zit aan de lange tafel, met uitzicht op de ruimte waar het klimop via de ramen en deuren naar binnen groeit. Alsof de natuur hier uit eigen beweging met haar nieuwsgierige tentakels naar ons uitreikt en wil weten wat we aan het doen zijn. Op tafel staat een pot hete thee. Het is gezellig en warm. We maken ons op voor de eerste ‘samenscholing’ van 2024.

Organisatie-ontspanning

Op deze plek ontspruit er steeds weer iets wat we ‘organisatie-ontspanning’ zijn gaan noemen. En die ontspanning verrast ons zelf ook steeds weer. We weten namelijk totaal niet hoe je een common bouwt. We ontdekken dat we elke volgende stap steeds nemen vanuit een behoefte die bij een van ons leeft. En we ontdekken dat er dan altijd iets gebeurt wat iedereen ten goede komt. In dit essay reflecteer ik over dat verschijnsel en eindig ik met een belangrijke voorwaarde voor het succes ervan.

Kun je jezelf voorstellen, 
in je fantasiebeelden,
als ‘een wild risico 
dat op het punt staat 
de wereld te overspoelen’?

– David Whyte –

De opdracht

We werken aan de ‘School voor Samen’. Een zogenaamde common. Een samenwerkingsverband op ecologisch systemische grondslag. Dat zijn heel moeilijke woorden voor iets wat eigenlijk een heel eenvoudige opdracht is. We verzorgen een plek: een huiskamer met moestuin en we verzorgen elkaars welzijn. De huiskamer is tegelijkertijd een werkkamer en een groepsruimte. Het geheel is een ontvangstplek en verschaft inbedding aan de samenscholingen. Een moeilijk te categoriseren activiteit die we ook wel aanduiden met commoning.* 
De plek is een verblijfplaats, om te ‘zijn’, een plek om te aarden en tot bloei te komen, een toevluchtoord buiten de tijd. Voor de kenners van Harry Potter: een ‘Hagrid’s huisje’ waar je altijd kunt rekenen op een sympathieke en respectvolle ontvangst. Het gaat dus niet alleen om de plek, maar ook om wie je daar dan aantreft. De mensen die naar waarheid leven, door onderlinge verbinding te smeden, door datgene te doen wat het onderlinge vertrouwen nodig heeft. 

*Commoning – een common vormen 

In het Nederlands: het gezamenlijk gebruik en de verzorging van een meent of gemene gronden. Een common is een stukje grond of een gebied waarvan de mensen die eromheen wonen gemeenschappelijk gebruik maken, zonder dat het iemands exclusieve eigendom is. Vaak gaat het om niet-gecultiveerde grond, zoals een bergweide waar geiten of schapen kunnen grazen, een stuk bos waar mensen haardhout sprokkelen of een vijver waar de mensen uit de omgeving gaan vissen of zwemmen. De commons zijn een zeer oud verschijnsel en komen overal ter wereld voor in heel verschillende soorten samenlevingen. 
De term ‘common’ slaat niet alleen op het stuk grond, maar ook op de waarde die uitgewisseld wordt, plús de gemeenschap die erop aangewezen is en daardoor bij elkaar hoort. Het is geen abstract concept maar een praktijk van vervlochten relaties van geven en nemen. Vandaar het werkwoord: commoning.

Organisatie-kramp

Waar, in deze wereld, ben je nog samen met anderen, terwijl je ergens aan werkt en tegelijkertijd tot ontspanning komt? In nagenoeg elke ontmoeting die je buiten de deur hebt, draait het anno nu óf om werk, óf om situaties waarin een of ander zakelijk ding aan de hand is. Situaties waarin de een iets verkoopt aan de ander – of dat aan het proberen is. Situaties waarin iets bewerkstelligd moet worden en impact gemaakt moet worden. En waar je dus op ‘n bepaalde manier op je hoede moet zijn, slim moet nadenken, verstandig onderhandelen of strategisch je belangen moet veiligstellen. 
Waar je vroeger buiten de deur vooral beleefd moest zijn en goed moest zijn in je vak, om bij te dragen aan een stabiele en relatief voorspelbare sociale omgeving, is dat tegenwoordig heel anders. Op haast elk levensvlak moet je kunnen navigeren in het complexe huwelijk tussen creativiteit en ambitie. Je moet daarbij ook nog eens kunnen ‘performen’ onder de druk van marktwerking en handhaving van je positie. Dat levert een doorlopende spanning op waaraan haast niet meer te ontsnappen is, omdat het sociale weefsel van onze samenleving er mee doortrokken is. Mensen schermen zichzelf af met controlerende, defensieve of manipulerende bewegingen in pogingen om sociale contexten overzichtelijker of voorspelbaarder te maken voor zichzelf. Overal waar mensen proberen samen iets te organiseren, komt er vroeg of laat dan ook onderling ‘gedoe’. 
Thuis, tussen familieleden en vrienden, heb je misschien banden die niet door een of ander aspect van beleid, strategie, concurrentie of marktwerking worden bepaald. Maar verder? Het gemis aan doodeenvoudige gevoelens van vanzelfsprekende samenhorigheid is voor velen voelbaar. 

Starten vanuit wat normaal is

En ook wij hebben als bouwers van dit initiatief voortdurend de neiging om onze creatieve ambities in te willen zetten, te moeten weten wat we willen en ambities in doelen te willen vertalen, om doorwrochte plannen te moeten smeden en om te moeten weten hoe je het dan verder allemaal moet organiseren. Het idee dat je hard moet werken, strategisch en beleidsmatig moet nadenken, dat je bezorgd moet zijn over ‘hoe alles moet’, is zeer hardnekkig. Het is waar we altijd vanuit vertrekken, om er dan achter te komen dat het allemaal ‘hard werken’ wordt, en dat de lol er af gaat als ieder zich daarin moet voegen. En iedere keer ontdekken we dat je dat kunt loslaten. Dat komt vooral doordat we gewoon domweg niet weten ‘hoe het moet’.  

Van ‘hoe het zou moeten zijn’ 
naar ‘waar behoefte aan is’ 

Dus wat er dan hooguit gebeurt, is dat er iemand een bepaalde behoefte uit: “Jongens, ik kan verder als dit of dat verzorgd is. Kunnen we daar samen naar kijken?” Zolang we niet weten hoe het moet, kunnen we in elk geval wél handelen op basis van een ingebrachte behoeften. Boeiend is dat juist dit ons steeds de belangrijkste en verrassende ontspanning brengt: zo lang we een volgende stap alleen maar maken omdat ermee aan een behoefte wordt tegemoetgekomen, merken we dat er zich spontane organisatieontwikkelingen voordoen. Stappen voorwaarts waar we allemaal heel blij mee zijn en die de organisatie steviger blijken te maken. Het blijkt in de praktijk namelijk dat we altijd een oplossing kunnen vinden in antwoord op iemands behoefte, die ten gunste komt van ieders welbevinden. 
Navigeren op behoeften is dus zeker niet hetzelfde als iemand z’n zin geven. Het is de kunst om als groep gehoor te geven aan het feit dat iemand een prikkel voelt om vanuit een concreet ongemak een oplossing te vinden. Kennelijk is dat wat er op dat moment aan de orde is. Als we daar gehoor aan geven, dan hebben we een oplossing te vinden die voor iedereen werkt. Hier zien we een systemische spelregel in actie: wat écht goed is voor het individu, is goed voor het geheel. 

Werken met wat er is

Die middag dachten we dat we eraan toe waren om ieders commitment te contracteren: stapt ieder echt in? En zo ja, hoe dan? We hadden bedacht dat we daarvoor een officieel moment zouden organiseren waar iedereen bij aanwezig zou moeten zijn. Zoiets moet je een beetje formaliseren immers. 
Toen we bij elkaar kwamen, bleek één van ons ziek te zijn en bleek ook dat sommigen zich niet hadden voorbereid op wat we hadden afgesproken. We probeerden een passend alternatief moment in de tijd te vinden maar dat lukte niet. Normaalgesproken zou je van zoiets gefrustreerd kunnen raken, of op z’n minst teleurgesteld in elkaar. Maar dat gebeurde niet.
Een van de aanwezigen, die zich wel had voorbereid, bleek te popelen om haar inbreng toch maar gewoon te delen. Ze was er gewoon aan toe. Ze had een persoonlijke en eerlijke zelfreflectie geschreven met kwetsbare bekentenissen over haar leerproces, en over het willen overwinnen van weerstanden. En ze had een sterke behoefte om die juist nu te delen met de groep. Dilemma: moesten we haar nu afremmen en toch een ander moment organiseren? Of juist niet?
Toen we besloten dat ze inderdaad haar impuls dan maar gewoon moest volgen, viel de spanning weg. Dan maar geen nieuwe datum en dan maar niet plenair. Ze nam haar plek in en het was meteen helder dat de groep nu een prachtig voorbeeld kreeg van iemand die voorging in het maken van juist dié committerende stap die gezocht werd. Bovendien ontstond er ruimte voor de rest om de tijd te nemen, om naar een eigen moment toe te groeien, om een dergelijke kwetsbare en vertrouwensvolle instap-beweging te maken, op een zelfgekozen tijdstip. We kregen zicht op een meer organisch proces dat bovendien meer bescherming geeft voor wat ieder daarin eigenlijk te doen heeft.
Door die opening kon iemand anders het woord nemen en vertellen waar hij zat. Zijn verhaal ging juist over zijn redenen tot terughouding en over zijn onderzoek naar de angst om de groep te vertrouwen. Daar over vertellen bleek een geweldig moedige inbreng die met open armen ontvangen kon worden. 
Hierin zien we een tweede belangrijke systemische spelregel in werking: alles krijgt een plek en niets wordt buitengesloten. 

Ik-manifestatie en organisatieontwikkeling

Met de erkenning dat het is zoals het is, en dat het niet anders hoeft te zijn dan het nu is, komt inhoud boven de vorm te staan. En dat is respectvol naar ieders onvervreemdbare en eigen plek in het geheel. Alleen voldoende autonomie in een relatie zorgt voor echte intimiteit en echt vertrouwen. Door je plek in te nemen met hoe het werkelijk is, bewaar je je zelfstandigheid en vertrouw je jezelf juist toe aan het geheel zoals je bent. Dan wordt je deelname veilig en betrouwbaar.
Het is best een groot inzicht dat hiermee wakker wordt: dat organisatieontwikkeling een automatisch gevolg is van relatieontwikkeling.

Als de collectieve vorm geen macht krijgt over de inhoud
krijgt de groep ook geen macht over haar deelnemers.  

Juridische vormen, ooit bedacht als bescherming van inhoudelijke bewegingen, worden beknellend wanneer ze als vorm de inhoud gaan overheersen, of zelfs vervangen. Hoe vaak sluit je een contract of ga je een overeenkomst aan, met maar een heel klein deel van je hart en je persoonlijke betrokkenheid? Hoe vaak heb je een overeenkomst of een contract gesloten terwijl je daar eigenlijk met een masker van ‘net iets te goed van vertrouwen’ in bent gegaan en terwijl je een deel van je emoties zoals wantrouwen, weerstand of voorbehoud binnen hield en dus uit de werkelijkheid buitensloot? 
Wie voor de vorm handelt, kiest voor zekerheid, maar is daar zelf eigenlijk niet, of maar half in aanwezig. Als de vorm bepaalt dat je ergens aan mee te doen hebt, zit die vorm je dus altijd in de weg om tot wezenlijke verbinding en eerlijke ontmoeting te komen. Je blijft altijd iets van jezelf buiten het collectief houden. 
Maar als je je behoeften niet inbrengt of uitdrukt, krijg je nooit wat je wilt. Sommige wezenlijke uitdagingen worden dan nooit aangegaan. Je raakt erdoor gefrustreerd. Daardoor ontstaat onderhuids verzet, nemen het vertrouwen en de intimitiet af en keer je je langzaam van de groep af. Politiek getinte gedragingen nemen toe. Aan de andere kant raakt ook de organisatieontwikkeling erdoor gefrustreerd want de praktijk kan zich niet ontwikkelen conform de behoeften die er spelen. Dat gaat hoe langer hoe meer wringen. En zo neemt de uiterlijke vorm het uiteindelijk over van de inhoud.

Kom-maar-doren

Een stevigere ik-manifestatie – inbrengen wat je voelt en aangeven wat je wilt – geeft een wezenlijk openende en ontwikkelende sturing op hoe de organisatie zich vormt. Organisatie-ontspanning is eigenlijk een collectief bewustwordingsproces van hoe de dingen werken als de inhoud belangrijker is dan de vorm. Het levert een weldadig bevrijdend gevoel op als jouw gevoeligheden werkelijk belangrijk zijn voor het geheel, als het werkelijk om jouw behoeften mag gaan en als de ruimte beschermd wordt om jezelf in alle eerlijkheid te kunnen laten horen. 
Vandaar dat ‘kom maar door met jezelf’ steeds meer ons motto is geworden. Kom-maar-doren is voor ons een werkwoord, net zoals commoning voor ons een werkwoord is. Het gaat niet om het ding ‘de common’. Het gaat om het levende proces van inbrengen en ontmoeten. Degene die inhoudelijk als zichzelf aanwezig is, is degene die zijn of haar plek inneemt. Voor hem of haar is de vorm niet iets om zich achter te verbergen maar juist iets om helemaal in tevoorschijn te komen. Zoals de natuur tevoorschijn komt in deze ruimte, en door alle kieren en openingen heen groeit, zo komen wij zelf ook steeds meer tevoorschijn voor elkaar. 

Persoonlijk proceswerk

Gelden voor deze manier van werken ook voorwaarden? Jazeker: het is van meet af aan van belang om kwetsbaarheid van manipulatie te leren onderscheiden. Daarom moet je de samenwerking gepaard laten gaan met persoonlijk proceswerk. De hier beschreven aanpak heeft alleen kans van slagen wanneer de deelnemers bereid zijn zichzelf onder ogen te komen. Wij zien dat samenwerken op deze manier persoonlijke ontwikkeling dan ook ronduit provoceert. En daar moet je vooraf ook wel ‘ja’ tegen kunnen zeggen. 
Als je eenmaal in deze ontwikkeling terecht bent gekomen, is het heel gek om je te bedenken dat het ooit zo ongelooflijk angstaanjagend is geweest om werkelijk tevoorschijn te komen met jezelf in een groep. Maar er zijn natuurlijk redenen genoeg waarom je jezelf zou afschermen en jezelf zou maskeren achter – vaak onbewuste – strategische veiligheidsmaatregelen en patroonmatige impulsen.
Persoonlijke betrokkenheid is het meest ontspanning-brengende wat je maar kunt organiseren. Maar daar kom je alleen op uit, als de weg ernaar toe veilig – dat wil zeggen: trauma-sensitief – wordt afgelegd. Het is immers heel spannend je te openen als je nog niet eerder hebt meegemaakt dat daar dan met respect mee omgegaan wordt. De groei van het vertrouwen vraagt om een rustige en principieel autonomie-beschermende benadering. 

De inhoud voor de vorm te laten gaan, is daartoe een gouden spelregel.

‘Vertrouwen’ is het meest wilde risico
waarvan we ergens allemaal hopen
dat het op het punt staat
de wereld te overspoelen.
Stel je toch eens voor!










Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *